Maar, broeders en zusters, ik kon tot u niet spreken als tot geestelijke mensen. Ik sprak tot mensen van deze wereld, tot niet meer dan kinderen in het geloof in Christus. Ik heb u melk gegeven, geen vast voedsel; daar was u niet aan toe. En ook nu nog niet, want u bent nog gebonden aan de wereld. Wanneer u afgunstig en verdeeld bent, dan bent u toch gebonden aan de wereld, dan leeft u toch als ieder ander? Wanneer de een zegt:
‘Ik ben van Paulus,’ en een ander:
‘Ik van Apollos,’ bent u dan niet als alle andere mensen?
Wat is Apollos eigenlijk? En wat is Paulus? Zij zijn niet meer dan dienaren die u tot geloof hebben gebracht, beiden op de wijze die de Heer hun heeft geschonken. Ik heb geplant, Apollos heeft water gegeven, maar God heeft doen groeien. Het is niet belangrijk wie plant of wie begiet; alleen God is belangrijk, want Hij doet groeien. Wie plant en wie begiet hebben hetzelfde doel, al worden ze ieder apart beloond overeenkomstig de moeite die ze zich hebben gegeven. Dus wij zijn medewerkers van God en u bent Zijn akker.
U bent een bouwwerk van God.